“De kinderen worden lichamelijk, psychisch en opvoedkundig beschadigd en hun rechten worden geschonden, zonder dat dit de kinderen zelf of derden ten goede komt.”
Voor het eerst is in een Duitse rechtbank omvangrijk bewijs geleverd over de wetenschappelijke zin en noodzaak van de voorgeschreven anti-coronamaatregelen op scholen. De rechtbank in Weimar (deelstaat Thüringen) nam op 8 april jl. de conclusies van vele deskundigen over in haar oordeel dat de maatregelen de kinderen schaden, en dat er talrijke rechten zijn geschonden, van kinderen en hun ouders, waaronder ook internationale conventies (opgesomd op pagina 11 t/m 14 van de uitspraak, die hier te lezen is). Vanwege de toetsing aan deze conventies en de samenloop met de Nederlandse praktijk van maatregelen in en buiten scholen is de uitspraak eveneens relevant voor onze situatie.
De aanloop en korte samenvatting
De gerechtelijke procedure werd aangespannen door een Duitse moeder van twee zonen (14 en 8 jaar) tegen twee scholen bij de familierechter. Ze betoogt in de procedure dat haar kinderen lichamelijk, psychisch en pedagogisch worden geschaad zonder dat van enig voordeel voor de kinderen of derden sprake kan zijn. Dit levert, volgens haar, ook een schending op van tal van rechten, namelijk die genoemd staan in nationale wet- en regelgeving, de grondwet en internationale verdragen.
In de 180 pagina’s tellende uitspraak wordt de feitelijke, wetenschappelijke en juridische situatie onderzocht en rapporten en (medische) literatuur geëvalueerd. De rechtbank komt daarbij tot de eindconclusie dat de maatregelen op scholen (de mondkapjes, afstandsregels en sneltesten) “een bestaand risico vormen voor het mentale, fysieke of emotionele welzijn van het kind, en wel in zodanige mate dat zonder interventie aanzienlijke schade heel waarschijnlijk te voorzien valt”. Uitspraak: De scholen kunnen een-op-een les geven zonder mondkapjes, afstandsregels en (zelf)testen.
Niet alleen hun mentale, fysieke en spirituele welzijn wordt door het dragen van mondkapjes en afstandsregels in gevaar gebracht, zegt de rechtbank, die schade ligt ook besloten “in het schenden van tal van rechten van kinderen en hun ouders volgens de wet, de grondwet en internationale verdragen”. Dit geldt in het bijzonder voor het recht op de vrije ontwikkeling van persoon en lichamelijke integriteit uit artikel 2 van de Duitse grondwet, artikel 8 EVRM (in Nederland vergelijkbaar met art. 11 van de grondwet) en artikel 6 van de Duitse grondwet: het recht op opvoeding en zorg door ouders (ook met betrekking tot gezondheidsmaatregelen).
Een zeer in het oog springend bewijsmiddel dat in de uitspraak is opgenomen is een onderzoek dat onlangs werd gepubliceerd in het vaktijdschrift Monatsschrift Kinderheilkunde. Daarin werden de volgende bevindingen omtrent het dragen van mondkapjes gepubliceerd waarbij de ondervraagde jeugdigen (0 tot 17 jaar) deze gemiddeld 4,5 uur per dag droegen (pag. 126 uitspraak).
De helft van de kinderen in het onderzoek geeft aan hoofdpijn te hebben, concentratieproblemen, zich onwel te voelen en minder vrolijk te zijn. Maar liefst 60 procent van de kinderen is “vaker geïrriteerd dan vroeger”. De kinderen slapen slechter (30 procent) of willen niet meer naar de opvang of school (40 procent). Een kwart van de kinderen ontwikkelt “nieuwe angsten”. Wat ook opvalt is dat hoe ouder de kinderen zijn hoe frequenter de klachten voorkomen.
Verantwoordelijkheid en evenredigheid
Volgens het oordeel van de rechtbank kunnen schoolbestuurders, leraren en anderen zich ten aanzien van het hanteren van maatregelen niet beroepen op de wettelijke bepalingen van de staat waarop de maatregelen zijn gebaseerd, omdat deze ongrondwettelijk en dus nietig zijn. (Dit oordeel zou gelet op de grondslag ook een op een van toepassing kunnen zijn op de Nederlandse situatie). “U schendt het evenredigheidsbeginsel dat is geworteld in de rechtstaat”, luidt het oordeel van de rechtbank in Weimar.
“Volgens dit beginsel moeten de maatregelen die worden overwogen om een legitiem doel te bereiken, passend, noodzakelijk en evenredig zijn in enge zin – dat wil zeggen bij het afwegen van de voor- en nadelen die ermee worden bereikt. Maatregelen die niet evidence-based zijn, zijn ongeschikt om het legitieme doel te bereiken dat ze nastreven, namelijk om overbelasting van het gezondheidssysteem te voorkomen of om het besmettingspercentage van de SARS-CoV-2 virus omlaag te krijgen. Ze zijn boven alles ook onevenredig omdat de aanzienlijke nadelen en bijkomende schade die ze veroorzaken niet worden gecompenseerd door een waarneembaar voordeel voor de kinderen zelf of voor derden.”
De wetenschappelijke bewijslast hiervoor rust volgens de rechtbank bovendien op die partijen die inbreuk maken op grondrechten, in dit geval de deelstaat Thüringen. Het is de regering in kwestie die moet aantonen dat de beoogde doelen bereikt kunnen worden en dat de maatregelen evenredig zijn. “Dat is niet gebeurd. Het ingebrachte bewijs van de staat Thüringen heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen.” Daarover is de kritiek hard:
“Plausibiliteit, wiskundige schattingen en subjectieve beoordelingen in opiniebijdragen kunnen populatie-gebaseerde klinisch-epidemiologische onderzoeken niet vervangen. Experimentele studies naar de filterprestaties van maskers en wiskundige schattingen zijn niet geschikt om de effectiviteit in het echte leven te bewijzen.”
Mondkapjes
De rechtbank gaat per maatregel uitgebreid in op de effectiviteit en de evenredigheid. Gewezen wordt op het feit dat de internationale gezondheidsautoriteiten zelf geen voorstander zijn van het dragen van maskers in de openbare ruimte. En dat alle momenteel beschikbare wetenschappelijke resultaten suggereren dat maskers geen effect hebben op het infectieproces. Zonder uitzondering laten alle publicaties (inclusief de befaamde Jena-studie) die worden aangehaald in deze procedure als bewijs voor de effectiviteit van maskers in de openbare ruimte een andere conclusie niet toe.
Ook na de uitgebreide uiteenzetting van deskundige prof. dr. Kuhbandner die in de zaak naar voren komt is er “tot dusverre geen hoogwaardig wetenschappelijk bewijs dat het dragen van gezichtsmaskers het risico op infectie aanzienlijk kan verminderen.” Volgens de bevindingen van de expert zijn de aanbevelingen van de RKI en de S3-richtlijn van de beroepsverenigingen gebaseerd op observationele studies, laboratoriumtesten op het filtereffect en modelstudies, die slechts lage en zeer lage bewijskracht opleveren.
De rechtbank:“Bovendien is de mate waarin het risico op infectie kan worden verkleind door het dragen van een masker op scholen erg laag, omdat infecties zelfs zonder masker zeer zelden voorkomen op scholen. Dienovereenkomstig is de absolute risicoreductie zo laag dat een pandemie niet op een relevante manier kan worden bestreden. Volgens de deskundige is het momenteel vermeende toenemende aantal infecties bij kinderen in werkelijkheid te wijten aan het feit dat het aantal tests bij de kinderen in de vorige weken sterk was toegenomen.”
De maskers zijn niet alleen nutteloos, ze zijn ook gevaarlijk, oordeelt de rechtbank dus. “Ook omdat ze verkeerd gedragen worden en er veel met handen aan gezeten wordt.” En de besmettingscijfers kun je dus niet zonder meer koppelen aan de noodzaak voor een mondkapje maar slechts wijten aan het simpelweg doen van meer tests (waarover hieronder straks meer).
Afstandsregels
Ook het bewijs ten aanzien van de overdracht van SARS-CoV-2 via ‘aerosolen’, d.w.z. door de lucht, acht de rechtbank medisch onwaarschijnlijk en wetenschappelijk niet bewezen. “Het vertegenwoordigt een hypothese die voornamelijk teruggaat tot aerosolfysici, die dat volgens de deskundige in de procedure niet kunnen beoordelen op basis van hun vakgebied. De ‘aerosol’-theorie is buitengewoon schadelijk voor het menselijk samenleven en betekent dat mensen zich in geen enkel interieur meer veilig zouden kunnen voelen.”
Ook het overige bewijs over het voorkomen van transmissie van het virus met de afstandsregels wordt als onvoldoende aangetoond aangemerkt. Met betrekking tot de overdrachtssnelheden van symptomatische, presymptomatische en asymptomatische mensen volgt de rechtbank de beoordeling van prof. Kappstein:
“Presymptomatische transmissies (dus zonder klachten) zijn significant lager bij het evalueren van echte contactscenario’s dan bij het gebruik van wiskundige modellen. Uit een systematische review met meta-analyse van coronatransmissies in huishoudens gepubliceerd in december 2020, wordt een hogere, maar nog steeds niet buitensporige transmissiesnelheid in symptomatische indexgevallen van 18% vergeleken met een extreem lage transmissie in asymptomatische gevallen van slechts 0,7%. De mogelijkheid dat asymptomatische mensen, voorheen bekend als gezond, het virus overdragen, is daarom zinloos. “
PCR-tests
De derde maatregel en vraag die de rechtbank moest beantwoorden was in hoeverre het inzetten van testen bij kinderen het doel heiligt en als middel voldoende evenredig is, ook met het oog op de rechten van het kind en diens ouders.
Over de PCR-test schrijft de rechtbank: “In haar rapport wijst medicus prof. dr. Kappstein erop dat alleen genetisch materiaal kan worden gedetecteerd met de gebruikte PCR-test, maar niet of het RNA afkomstig is van virussen die infectueus en dus repliceerbaar (= reproductief) zijn.”
Ook getuige-deskundige bioloog prof. dr. Kämmerer bevestigt voor de rechtbank dat een PCR-test – zelfs als deze correct wordt uitgevoerd – geen uitspraak kan doen over de vraag of een persoon is geïnfecteerd met een actieve ziekteverwekker of niet.
“Zelfs als alles “correct” wordt gedaan bij het uitvoeren van de PCR, inclusief alle voorbereidende stappen en de test is positief, dat wil zeggen: een genoomsequentie detecteert (die al maanden ‘dood’ kan zijn – een overblijfsel van het eigen immuunsysteem), betekent dit onder geen enkele omstandigheid dat de persoon die positief test besmet is met een replicerende SARS-CoV-2 en bijgevolg voor anderen besmettelijk of gevaarlijk is.”
De onvoldoende door partijen weersproken en weerlegde bewijsmiddelen over de PCR-test maken in deze zaak (en waarom niet in andere rechtszaken?) duidelijk dat om een actieve infectie met SARS-CoV-2 vast te stellen, je aanvullende, specifiek diagnostische methoden moet gebruiken, zoals het isoleren van virussen die kunnen repliceren.
Over de werking en betrouwbaarheid van de PCR-test gaat de uitspraak nog uitgebreid in (pag. 145-163 uitspraak), voor deze samenvatting is met het oog op de Nederlandse situatie tot slot nog relevant hoe het (volgens de rechtbank) zit met de zelfbeschikking van kinderen ten aanzien van de verplichte tests die nu op scholen in Duitsland zijn ingevoerd. Daarover zegt de rechtbank in Weimar het volgende.
Inbreuk op rechten door sneltesten in scholen
In Duitsland is privacy en het medisch beroepsgeheim geregeld in artikel 2, lid 1 van de Grondwet, in Nederland is dat artikel 11 van de Grondwet (dat tevens aansluit bij artikel 10, recht op privacy). Het gaat in grote lijnen om hetzelfde: het recht van het individu om baas over eigen lichaam te zijn en zelf te beslissen over behandelingen en de openbaarmaking en het gebruik van persoonsgegevens. Deze persoonsgegevens betreffen ook de testresultaten, die vallen onder medisch geheim (ook in Nederland).
Omdat het met deze specifieke testprocedures op of rond scholen onvermijdelijk lijkt dat tal van andere mensen (klasgenoten, leerkrachten, andere ouders) zich bewust worden van bijvoorbeeld andermans “positieve” testresultaat, is hier volgens de rechtbank sprake van een inbreuk op de grondrechten. “Dit geldt ook als vergelijkbare testbarrières worden ingesteld voor toegang tot winkels of culturele evenementen.”
Het recht van kinderen op onderwijs en scholing
Gelet op alle bovenstaande conclusies voegt de rechtbank nog toe dat schoolkinderen niet alleen zijn onderworpen aan de leerplicht die wordt gereguleerd door nationale wetgeving, maar ook een wettelijk recht op onderwijs en scholing hebben. Dit vloeit ook voort uit de artikelen 28 en 29 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in Duitsland en Nederland van toepassing is.
Volgens deze bepalingen moeten verdragsluitende staten het primair onderwijs niet alleen verplicht en gratis maken, maar ook deze beschikbaar en toegankelijk maken voor alle kinderen. Niet sommige kinderen dus, maar alle kinderen. De educatieve doelstellingen van artikel 29 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind moeten worden nageleefd. ”
De rechter vat haar beslissing als volgt samen:
“De dwang van schoolkinderen om maskers te dragen en afstand te houden van elkaar en van derden, schaadt de kinderen in lichamelijk, psychisch, opvoedkundig en in hun psychosociale ontwikkeling, zonder meer dan een marginaal voordeel voor de kinderen zelf of derden. Scholen spelen geen grote rol bij de “pandemie“.

Ik ben jurist/journalist en schrijf vrijpostig en grondig over de grote thema’s van deze tijd. Met belangstelling of plezier gelezen? Doe een donatie voor het vrije woord. Dank!
Update reactie ministerie van Onderwijs: “besluit rechtbank heeft geen impact op de coronaregels op Thüringer scholen. De rechtbank heeft haar beslissing toegepast op alle leerlingen van beide scholen. De beslissing kan echter alleen van toepassing zijn op de twee studenten die bij het proces betrokken zijn.”
Overige reacties; persverklaring van rechters en aanklagers zoals verenigd in ‘Das Netzwerk Kritische Richter und Staatsanwälte (KRiStA)‘:
“Het netwerk van kritische rechters en openbare aanklagers (KRiStA) verwelkomt de beslissing van de rechtbank van Weimar om terug te keren naar de normale gang van zaken op scholen. Bij beschikking van 8 april 2021 (dossiernummer: 9 F 148/21) heeft de rechtbank leerkrachten, schoolbestuurders en andere superieuren van een middelbare school en een basisschool verboden maskers te dragen, minimumafstanden aan te houden en deel te nemen aan corona testen. Het had ook bevolen dat de aanwezigheid van leerlingen op de betrokken scholen gehandhaafd moest blijven. De beslissing is niet alleen van toepassing op de leerlingen die bij de procedure betrokken zijn, maar op alle leerlingen van de betrokken scholen.”
KRiStA-woordvoerder Oliver Nölken legt uit dat de rechtbank tot de conclusie kwam dat de dwang om een masker te dragen, maar ook de andere genoemde maatregelen, schoolkinderen in hun fysieke en mentale ontwikkeling zou kunnen schaden zonder noemenswaardige voordelen. Het is opmerkelijk dat de rechtbank zich baseerde op deskundigenrapporten van professoren op het gebied van geneeskunde, psychologie en biologie om de voordelen van de maatregelen te beoordelen en vervolgens het resultaat zorgvuldig afwoog tegen de fundamentele rechten van kinderen.
“De beslissing van Weimar is niet zomaar een knaller”, zei Oliver Nölken. “Bovenal is haar methodologie een ijkpunt en rolmodel voor rechters in heel Duitsland.” Rechtbanken moeten eerst de relevante feiten zorgvuldig bepalen en ze pas daarna evalueren. Het is niet voldoende om ongecontroleerd en kritiekloos te vertrouwen op officiële bronnen. In plaats daarvan moet een rechter ook de moeite nemen om onpartijdig om te gaan met verschillende professionele opvattingen. Het gaat er niet om de persoon die afwijkende meningen heeft geuit te evalueren, maar eerder om het gewicht van hun argumenten af te wegen.
Nölken riep de deelstaat Thüringen en de betrokken autoriteiten en scholen op om zich aan de uitspraak van de rechtbank te houden. In een eerste verklaring had het ministerie van Onderwijs in Erfurt wordt de praktische relevantie van ‘het Weimar-besluit’ in twijfel getrokken. Ook is aangekondigd dat het besluit voor de hogere regionale rechtbank van Jena zal worden gebracht. Bij een zorgvuldig onderzoek van de juridische situatie zal de deelstaatregering echter zeker moeten aanmerken dat er volgens sectie 57 van de wet inzake de procedure in familiezaken en in kwesties van vrijwillige rechtsmacht (FamFG) helemaal geen rechtsmiddel bestaat tegen een voorlopige beschikking van de familierechtbank. “In een rechtsstaat moet je gerechtelijke uitspraken respecteren, ook al vind je ze niet prettig. Dit geldt ook voor de Thüringer deelstaatregering ”, aldus KRiStA-woordvoerder Oliver Nölken.