Teletekst had vandaag weer een mooie.
Neonazi-kopstukken Chemnitz gepakt pic.twitter.com/4f6mSVm7ff
— NOS Teletekst (@Teletekst) 1 oktober 2018
Ja – én nee. De media hebben de elite hier weer een mogelijkheid gegeven een nep-verhaal (‘….toen rechts-extremisten in Chemnitz buitenlanders aanvielen’) dat ze zelf hebben verzonnen (de onthulling daarvan kwam het hoofd van de Duitse inlichtingendiensten, Hans-George Maaßen, duur te staan) in een reeds bestaand feit of nieuw bericht (de aanhouding van 7 extremisten) te vlechten. En wel zo dat iedereen die twijfelt aan deze HELE nieuwe waarheid in dezelfde hoek wordt gezet als een ‘flat earth‘ aanhanger of – minder om te lachen – de ‘nazi’ die ze zogenaamd verdedigen door logica te willen volgen in een tijd van geconstrueerde werkelijkheid.
Ook deze week: Politiek en samenleving moeten volgens Sigrid Kaag (in haar lezing) duidelijker weerwoord geven op ‘het kabaal van de stem van de angst’. Ze zegt: Er heerst een bepaalde stilte in de samenleving, in de politiek. De stilte van wel horen wat er geroepen wordt, maar het er niet over hebben, en er ook niet echt iets aan doen.’ Zonder context, zonder weet van de valse vergelijking die er aan komt, denk je: ja, ja!
Maar dan heeft ze heeft het over de stilte van mensen die niet ‘durven protesteren tegen racisme’, stilte over ‘het sluiten van moskeeën’. Wat?! Ik dacht dat racisme-roepers hèt kabaal van nu waren, dat gemarginaliseerde groepjes elk gesubsidieerd podium moéten bestijgen in Nederland. Tot in de hoogste organen wordt er diversiteitsbeleid doorgevoerd. Ben ik nou gek?!
Andere voorbeelden: ‘Wutbürger‘. Duitse burgers die boos zijn om het boos zijn, afgezet tegen zij-die-zichzelf-wel-in-de-hand-hebben. En de dagelijkse speldenprikjes: ‘Om u beter van dienst te kunnen zijn, rijden de treinen op dit traject vanaf heden niet vier maar twee keer in het uur. (…) Om een productieve werksfeer te realiseren krijgen jullie allemaal een flex-werkplek en verdwijnen de eigen kantoorruimtes.’ (…) ‘Om de democratie te redden schaffen we het referendum af’ (…) ‘Je hebt het niet goed verstaan/begrepen/jij moet niet zoveel nadenken.‘ (…) ‘De natiestaat is een romantisch idee uit het verleden.’ (…) ‘Religie van de vrede – Islamofobie – Hatespeech.’
Dit is maar een greep uit de talloze voorbeelden van gaslighting, een vorm van psychologisch misbruik waarbij een slachtoffer – de burger en mediaconsument, een partner, werknemer, kind – op kleine of grote schaal, aan het twijfelen wordt gebracht over zijn eigen perceptie, geheugen en psychische gezondheid. Het is meer dan een leugen alleen. En niemand ontkomt er aan. Gaslighters varen er té wel bij om ons in die toestand van chronische twijfel te brengen, want als we waarheid niet meer van leugen kunnen onderscheiden, dan gaat op den duur álles erin als zoete koek. Syrië, EU, Trump is Hitler, Rusland, klimaathysterie, etc. etc. En in die simulatie raken mensen ook makkelijker overtuigd van iemands schuld zonder dat ze ooit zelf bewijs hebben gezien, ze zien letterlijk dingen die er niet zijn.
Het doel is desoriëntatie en dan ondermijning en het vindt tegenwoordig op grote schaal plaats. Vanuit grote bedrijven, de politiek en media, bijna uitsluitend uit links progressieve hoek. Daar waar de macht zit.
Gaslighting wordt steeds meer als norm voor communicatie van bovenaf ingezet, om zo een heel leger van zombies op de been te brengen: mensen die niet rebelleren, niet afwijken en overal rustig onder blijven. Ik heb het over een groot deel van de samenleving dat door gaslighters uitsluitend nog snoepjes in de smaken ‘fatsoen’, ‘verantwoord’ of ‘saamhorigheid’ wordt verkocht in ruil voor echte kwaliteiten, zoals zelfstandig nadenken, ondernemerschap of moed. Zij bepalen de map of reality, niet wij. In discussie gaan met gaslighters of hun zombies is dan ook -zoals ik ergens las- ‘like feeding blood to the sharks’. Je trekt altijd aan het kortste eind, als het wenselijke verhaal voor de werkelijkheid uit loopt.
De term gaslighting werd -pas- eind jaren zestig gangbaar in de psychische gezondheidszorg (sociopaten en narcisten kunnen niet zonder) en verwijst naar de film Gaslight uit 1944 met Ingrid Bergman. In de film wordt Bergman door haar controlfreak van een echtgenoot steeds op het verkeerde been gezet. Hij maakt haar wijs dat een plotseling verdwenen schilderij aan de muur door haar moet zijn weggehaald. Ze gaat dichtbij de muur staan, daar waar de contouren van de lijst nog goed zichtbaar zijn op het behang, en denkt na. Hoewel ze zeker weet dat zij het niet was en het zelfs zweert op de Bijbel, gaat ze twijfelen aan zichzelf.
Haar man dimt ook de (gas)lichten in huis. Als zij er iets van zegt reageert hij verbaast en gekwetst. Ze heeft het vast niet goed gezien! Het gevolg is dat ze mentaal gedesoriënteerd raakt, gek dus. Al gauw wantrouwt ze al haar eigen waarnemingen, in plaats van haar man, die ze in al haar naïviteit niet als oorzaak meer kan zien. Het is te vergelijken met het (veelvuldig gedocumenteerd) fenomeen waarbij verdachten, hoewel onschuldig, toch misdrijven bekennen. ‘Als die keurige agenten nu al dagen zeggen dat ik het was, dan zal dat wel! (…) Als ik word verkracht door een vluchteling, en iedereen zegt dat vluchtelingen zielig zijn, dan is het dus mijn schuld.’ Het gebeurt.
Naakt voor de spiegel
De ‘met lampjes in de weer’-subtiele, op het oog weinig agressieve methode maakt het effect dus niet minder desastreus. Hoe subtiel dat gaat blijkt wel uit het volgende:
Na de betoging van Erdoganaanhangers in Keulen hoorde ik de NOS-nieuwslezer als eerste in de opening zeggen: “Geen 40.000 maar 30.000 Erdoganbetogers in Keulen.” De Grote Kwestie (een omstreden demonstratie in een vrij land) zonk weg in bagatelliserende bijzaken (die gebracht werden als hoofdzaken) waardoor je perceptie gaat wankelen: is het wel relevant wat daar gebeurt? Helemaal verwarrend wordt het wanneer je berichten in samenhang met elkaar ziet. Die samenhang is opzettelijk. Zo las ik het bericht dat “de publieke omroep helpt in de strijd tegen fascisme en racisme.”
De eerste indirecte boodschap, dat de lange arm van Erdogan als feit blijkbaar niet belangrijk genoeg is om te benoemen (net zoals overigens de zichtbare intolerantie voor westerse waarden vanuit de islam, de groeiende radicalisering en het religieus gemotiveerde geweld), is al een schande op zich. Maar daar overheen wordt ons dus verteld dat de publieke omroep fascisme, racisme en ander onrecht juist aanpakt en voorkomt.
Zo ontstaat de suggestie dat wíj het niet snappen – dat het fascisme, het racisme en de intolerantie die wij met eigen ogen denken te zien blijkbaar niet of ergens anders plaatsvindt, binnen een andere dimensie, dichter bij huis wellicht? De onzekerheid wordt bewust bij de kijker gelegd die ineens naakt voor de spiegel moet vrezen voor zijn eigen racistische inborst.
Eigen ogen en oren zijn nutteloos
Nog zo’n gekmakende combinatie van boodschappen is ‘religie van de vrede’ en ‘islamofobie’. Door islam als vredelievende toestand te verkopen aan het publiek kan islamofobie een plek in de realiteit krijgen. Want als een liefhebbende, vredelievende echtgenoot de lichten aan en uit doet en dat tegelijkertijd ontkent, dan moet jij wel gek (lees: islamofobisch) zijn. En kijk maar, de anderen zeggen het ook! Er is bijna geen speld tussen te krijgen, precies de bedoeling.
Met onzin over dat minder treinen goed zijn voor de reiziger valt nog wel te leven, maar wanneer je van alle kanten zo benaderd wordt, als iemand die zijn ogen en oren niet meer nodig heeft, dan verdwijn je stukje bij beetje, in een poel van vergeetachtigheid, onmacht en ondermijning aan de almachtige boodschappers.
Gaslighting verzwakt en maakt weerloos. Een docent die de flexwerk-plek niet ziet zitten en dat aankaart krijgt te horen dat hij ‘blijkbaar iets tegen een open werksfeer’ heeft. Heeft hij soms iets te verbergen, krijgt hij dan te horen. Heeft hij soms concentratieproblemen? Wil hij niet doorgroeien in de organisatie, misschien hoofddocent worden? Wat is er mis met die man!
Het is ongelofelijk hoe gaslighting in slechts een paar woorden kan zitten. En ongelofelijk hoeveel meer er nodig zijn om het een klein beetje te ontrafelen.