Heel Holland negeerde ‘Noodwet covid-19’ en nu ook de wettelijke grondslag voor de ‘Permacrisis’

16 mei 2023

Op 19 juni 2020 noteerde ik:

“‘Niets is zo permanent als een tijdelijke overheidsmaatregel,’ schreef de beroemde econoom Milton Friedman. En niets is zo permanent als de aanwezigheid van onnozele en naïeve burgers die hun vrijheid te grabbel gooien voor een beetje (schijn)zekerheid. De ‘tijdelijke wet maatregelen covid-19’ is namelijk nog niet eens ingevoerd (dat wordt later dan 1 juli) of politieagenten staan al zonder consequenties onaangekondigd bij mensen thuis in de gang. Aanbellen is blijkbaar al teveel gevraagd in een land wat covid-krankjorum is.

Het zomaar binnentreden overkwam afgelopen weekend een groep studenten in Utrecht wegens geluidsoverlast. Al groeide er een wietplantage in de fusie! In Nederland kennen we gewoon artikel 12 van de Grondwet, waarin binnentreden in een woning alleen mag met toestemming van de bewoner of een (liefst schriftelijke) machtiging van een (hulp)officier van Justitie. In de plaats daarvan komt de politie met een slappe verdediging achteraf. Het studentenhuis in kwestie zou een ‘eenheid’ zijn, en ‘niet één huishouden’.

Dat was blijkbaar ook eerder al, 24 maart jl. om precies te zijn, de redenatie toen er (eveneens) in dit Utrechtse studentencomplex boetes werden uitgedeeld voor een feestje waar ‘bewoners’ op hun balkon ‘geen afstand hielden’. Het zijn dus bewoners van een eenheid die geen woning in de zin van de wet is, of zoiets. Dit alles zou een leuke semantische discussie kunnen zijn als een woning juridisch niet juist heel ruim gedefinieerd was. Zo kan ook een kraakpand, een hotelkamer of vakantiehuis onder het begrip woning vallen. We lezen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bovendien dat het begrip ‘home’ ook bedrijfs- en kantoorpanden kan omvatten. De Nederlandse definitie van een woning is in ieder geval deze: ‘een van de buitenwereld afgesloten plaats waar het privéleven van iemand plaatsvindt of placht plaats te vinden.’ Mooi is ook dat in die laatste vier woorden het idee óf en hoe het privéleven bestaat er in feite niet toe doet.

Politieagenten die doen alsof een studentenwoning met een afgesloten voordeur, waarachter een gezamenlijke woonkamer en keuken is met aparte slaapkamers, geen woning is maar een ‘eenheid’ (wat dat dan verder moge betekenen) is bespottelijk. Zeker nu een van de agenten ook een slaapkamer zonder aankloppen binnenliep. Als je als student in je eigen bed nog niet in je ‘woning’ bent, waar woon je dan wel? Bij je ouders De Staat?! De studente was volgens Het Parool flink geschrokken van het incident. “Ik was behoorlijk van m’n à propos en kon niet meer slapen.” Dat zou ik inderdaad ook niet meer kunnen, vooral omdat vanaf dat moment helemaal niet meer duidelijk is wat je rechten nog zijn. Het is ook niet meer duidelijk welke strafbare feiten reden zijn voor een schending daarvan. De studenten deden niets tegen de regels in toen ze in maart samen een feestje bouwden als huisgenoten, toch kwam ook toen de politie langs en deelde boetes uit — die later werden ingetrokken. Wat ís dit voor gepruts?

De relatief onschuldige ‘vergrijpen’ maakt het eigenlijk nog kwalijker. Als er inderdaad een grote wietplantage in de ‘eenheid’ zou staan, dan zijn inbreuken op grondrechten (soms om te voorkomen dat bewijs vlug wordt weggemaakt bij het horen van de deurbel) nog enigszins goed te praten. Dat goedpraten gebeurt overigens ook systematisch door OM en rechtbanken, zelfs na de IRT-affaire eind jaren negentig toen het hele wetboek van Strafvordering op de schop ging en er strengere regels kwamen voor wanneer politie en justitie dwangmiddelen (zoals afluisteren, observeren en huiszoeking dus) mogen inzetten. Maar koppen rollen er zelden.

De burger is er duidelijk ook niet van onder de indruk en onze media en parlement zitten te slapen. Zo kunnen de willekeur, machtsmisbruik en een algehele houding van ‘we zien wel’ nog verder doorwoekeren. Als je agenten, officieren van justitie en andere opsporingsambtenaren, waaronder ook BOA’s, nooit terugfluit voor grove schendingen moet je niet verwachten dat ze de regels netjes naleven.

Met dit in het achterhoofd voorzie ik een rechtstatelijke ramp als de nieuwe wet ‘Tijdelijke maatregelen covid-19’ ingevoerd wordt. Een wet die de minster de macht geeft en het parlement buitenspel plaats als het om het treffen van lockdown-achtige gezondheidsmaatregelen gaat. Met het voorproefje van de Utrechtste studenten maar ook andere ‘overtreders’ van de noodverordeningen, zoals een dochter die haar moeder in een verpleeghuis via het raam wat overhandigt en daarna politie voor haar deur aantreft, of een familie-‘eenheid’ die buiten op afstand een taartje eet en veertienhonderd euro moet betalen, zullen de grillen van een regelzuchtige regering nog meer ruim baan krijgen.

Buiten de bezwaren van twee hoogleraren staatsrecht, Wim Voermans en Jan Brouwer, bestaat er veel te weinig weerstand tegen die ‘tijdelijke’ wet, die volgens Voermans zomaar anderhalf jaar kan duren. Debet daaraan is ook de slapende media die zich liever bezig houden met de woordkeuze van Thierry Baudet, met ‘systemisch racisme’, het ego van Femke Halsema of het uitzwaaien van vakantiegangers op Schiphol. Het heeft allemaal de vorm van een grote fopspeen die er bij iedereen dagelijks in wordt gestopt om de aandacht af te leiden.

De nieuwsagenda wordt veel te veel bepaald door de media en de werkelijkheid wordt eigenlijk nergens meer gedekt door een betrouwbare weergave ervan. En als het er wél over gaat — over de noodzaak van die niet zo ‘tijdelijke wet’ — dan is dat omdat er een ‘tweede golf aan kan komen’, omdat je nou eenmaal een wet moeten hebben als de noodsituatie te lang duurt en omdat het ‘recht op volksgezondheid’ zwaarder moet wegen dan vrijheid. Allemaal veronderstellingen die wankelen.

Net als dat het racismedebat niet over racisme gaat (en geen debat is), gaat het covid19 debat niet echt over covid19 en de gevolgen voor onze samenleving als we vrijheidsbeperkende wetten invoeren. Een deken van drogredenen ligt er over de discussie die werkelijk gevoerd moet worden (in het parlement!), namelijk of het in dit geval beperken van een (op hoge leeftijd dodelijke) ziekte een vergaande inperking van grondrechten rechtvaardigt. Over redelijke offers vs. paniekdictatuur moet het gaan. Het feit dat minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge deze wet indient en niet bijvoorbeeld Kajsa Ollongren van Algemene Zaken is vermoedelijk ook een bliksemafleider voor die vraag. Zo zal, hopen ze, de behandeling van de wet in de Tweede Kamer zich meer richten op de gezondheidsaspecten en minder op de grondwettelijke aspecten waarin veel principiëlere standpunten moeten worden ingenomen. Iets wat de meeste kamerleden niet meer durven.

De Leidse professor Voermans heeft zijn kritiek zeer bondig maar compleet op zijn blog gepubliceerd, in gewone mensentaal, en ik adviseer iedereen die te lezen. ‘De wet levert Nederland voor een lange periode uit aan bestuur per ministerdecreten,’ schrijft hij. ‘De wet past niet in een democratische rechtsstaat, en dat staat ook haaks op ons grondwettelijke systeem en de waarden en beginselen die in dat systeem zijn verankerd.’

Dit is aan dovenmansoren gericht zolang mensen geloven dat het gezondheidsargument in een vals dilemma doorslaggevend is. Alleen een kind redeneert: als je levens wilt redden doe je alles wat nodig is. Een kind leert namelijk later (als het goed is) dat je niet ieders leven kunt redden door over andere levens ingrijpend te beslissen. Omdat ten eerste dat laatste ook gezondheidseffecten heeft (ik kan een hele reeks neveneffecten noemen van het voorrang geven aan één ziekte bestrijden en andere kwalen in de wachtkamer zetten, maar jullie kennen die al) en ten tweede omdat het kinderlijke principe uiteindelijk de opheffing van vrijheid zou betekenen. Elk individueel leven is immers (in potentie) gevaarlijk voor de ander. Het principe laat een héle hoop ruimte voor steeds verdere vrijheidsinperking. Ten derde zou je nog als bezwaar kunnen noemen dat de definitie van ‘gezondheid’ nogal vloeibaar wordt onder druk. Als je mensen hun vrijheid kunt afnemen met een beroep op gezondheid, dan heb je al snel een argument als weldoener. En wat is een recht op gezondheid eigenlijk?

Met een beroep op dat recht stel ik hierbij vast dat het slecht is voor de gezondheid en onze rechtstaat als geheel om de democratie te pauzeren en onze volksvertegenwoordiging buiten spel te zetten als het onze vrijheid betreft. Het is zelfs goed voor de collectieve gezondheid om autonoom risico’s te kunnen inschatten en dictatoriale neigingen te kunnen bestrijden. Zonder vrijheid is er geen veiligheid en zekerheid, laat staan ‘gezondheid’. Wie grijpt er in als een minister besluit een atoombom op covid 19 te gooien? Besluit ons te pas en te onpas in onze huizen op te sluiten? Het is idioot te denken dat een ‘democratie’ gebaseerd op ministerdecreten welk recht dan ook eerbiedigt.

Ons wordt op de mouw gespeld dat onze gezondheid een actieve houding van de overheid vraagt. En dat vrijheid ingeleverd moet worden ten voordele van die gezondheid. Maar het recht op gezondheid ís het recht op vrijheid. Gezondheid en vrijheid bestaan niet zonder elkaar zoals in algemenere zin veiligheid niet zonder vrijheid bestaat. Je bent strikt genomen veilig (van anderen) in een gevangeniscel, of in een systeem van zachte despotie, waarin de overheid je beschermt tegen gevaren en onzekerheid, voor ziekte en geweld, en de politie gelijk op de stoep staat of zelfs in je slaapkamer als dat gevaar in beeld komt, maar het is een verstikkende bemoeienis.

Met het weggeven van vrijheid en politieke inbreng door het parlement straks buitenspel te zetten over gezondheidskwesties openen we de deur naar een onveilige en ongezonde samenleving, die bovendien onvrij is. We hebben hier, alles overziend, vooral te maken met een machtsgreep van de regering die al bewezen heeft geen goed plan in de covid19 crisis te hebben, en geen oog voor onze belangen. Het zou een nachtmerrie zijn als we vanuit dit startpunt en met deze regering, die het nu al niet zo nauw met hun eigen regels neemt, niemand meer kunnen terugfluiten. Dan kun je net zo goed je sleutels aan de staat geven. En je feestjes laten zitten.”

Het parlement blijkt het allemaal niet zo’n punt te hebben gevonden de laatste drie jaar. Liever ontslaan ze zich van enige verantwoordelijkheid, toetsende- en controlerende rol en wordt de rommel van de afgelopen jaren vakkundig onder het tapijt geveegd. Om het straks weer allemaal opnieuw te gaan doen, maar dan zonder die ballast. Dan mag de overheid zonder ‘onze’ tussenkomst de autoriteiten op ons afsturen, de winkels sluiten, de economie platleggen, de ouderen en kinderen verwaarlozen. Niets geleerd betekent altijd dat het probleem groter terugkomt. En meer rechtsstatelijke waarborgen my ass, als je een drol vastlegt in de wet, blijft het een drol.